- erklären
- erklärenI 〈overgankelijk werkwoord〉1 verklaren, duidelijk maken2 verklaren, duiden3 (officieel) meedelen, kenbaar maken4 noemen, betitelen♦voorbeelden:3 seinen Austritt erklären • (als lid) bedankenseinen Beitritt erklären • lid worden, toetreden4 sich für besiegt erklären • zich gewonnen gevenjemanden für schuldig erklären • iemand schuldig verklarenjemanden zum Erben erklären • iemand als erfgenaam aanwijzenII sich erklären 〈wederkerend werkwoord〉1 zijn verklaring vinden, begrijpelijk zijn2 zich verklaren, zijn mening geven♦voorbeelden:2 er hat sich ihr erklärt • hij heeft haar zijn liefde verklaardsich einverstanden erklären • akkoord gaansich zu einer Frage erklären • zijn mening over een kwestie geven
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.